Belanghebbende woont nog niet in de woning: geen recht op aftrek hypotheekrente en premie levensverzekering. Voorts maakt belanghebbende betalingen van lijfrentetermijnen aan dochter en uitgaven voor noodzakelijk levensonderhoud van dochter niet aannemelijk: geen aftrek

Samenvatting zaak In deze Curaçaose zaak is het volgende aan de orde. Belanghebbende is in juni 2017 begonnen met de bouw van een woning, waarin hij na voltooiing van de bouw zelf wilde gaan wonen. Voor de financiering van de bouw van de woning heeft belanghebbende een hypothecaire lening afgesloten, ter zake waarvan hij vanaf 2017 hypotheekrente heeft betaald. Een half jaar na de start van de bouw zijn er ...

Voldoende aannemelijk dat de leningen zijn aangegaan voor onderhoud eigen woning: rente aftrekbaar. Niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een dalende overlijdensrisicoverzekering: premie niet aftrekbaar. Betalingen aan voormalige secretaresse geen ondernemingskosten, kwalificeren ook niet als periodieke uitkering

Samenvatting zaak In deze Curaçaose inkomstenbelastingzaak is het volgende aan de orde. Belanghebbende was jarenlang werkzaam in een vennootschap waarvan hij tevens grootaandeelhouder was. Naast belanghebbende stond een secretaresse op de loonlijst van de vennootschap. Belanghebbende is op 1 januari 2015 als ambtenaar in dienst getreden van de Landsoverheid. Hij was daarbij verplicht om actieve bedrijfsactiviteiten te staken en heeft toen de vennootschap bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven. De ...

Gerecht oordeelt dat de levensverzekering in de vorm van een kapitaalverzekering niet kan worden aangemerkt als een in looptijd dalende overlijdensrisicoverzekering, premie kan niet als persoonlijke last in aftrek worden gebracht

Samenvatting zaak In deze Curaçaose inkomstenbelastingzaak is het volgende aan de orde. Aan belanghebbende is op 19 oktober 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016 opgelegd. Belanghebbende heeft op 16 januari 2019 daartegen bezwaar gemaakt en heeft op 9 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Kennelijk, zo menen wij uit de onderhavige zaak te kunnen afleiden, heeft belanghebbende de door hem betaalde ...