Hof bevestigt uitspraak van het Gerecht. Het per 1 juli 2018 intrekken van de Landsverordening successiebelasting heeft directe werking, aangezien er geen overgangsregeling van toepassing is: de Inspecteur is na 30 juni 2018 niet langer bevoegd successiebelasting te heffen ter zake van de in de landsverordening opgenomen belastbare feiten, ook niet indien het belastbare feit zich vóór 1 juli 2018 heeft voorgedaan

Samenvatting zaak In deze Arubaanse zaak is het volgende aan de orde. Erflater is in 2015 overleden. Zijn echtgenote en de twee dochters zijn de erfgenamen. In maart 2018 is ter zake van de verkrijging uit de nalatenschap van erflater, aangifte successiebelasting gedaan. De Inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2020 aan belanghebbende een aanslag successiebelasting opgelegd. In de bezwaarfase is de aanslag verminderd naar een (lagere) heffingsgrondslag. Eerste aanleg ...

Ná 30 juni 2018 opgelegde aanslag successiebelasting kan niet in stand blijven omdat daarvoor geen wettelijke grondslag meer bestaat (de Landsverordening successiebelasting is met ingang van 1 juli 2018 zonder overgangsregeling ingetrokken)

Samenvatting zaak In deze Arubaanse zaak is het volgende aan de orde. Erflater is in 2015 overleden. Zijn echtgenote en de twee dochters zijn de erfgenamen. In maart 2018 is ter zake van de verkrijging uit de nalatenschap van erflater, aangifte successiebelasting gedaan. De Inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2020 aan belanghebbende een aanslag successiebelasting opgelegd. In de bezwaarfase is de aanslag verminderd naar een (lagere) heffingsgrondslag. Belanghebbende heeft ...

Tijdig aangifte OZB over 2015 gedaan: navordering niet mogelijk omdat het niet voldoen aan de aangifteplicht een voorwaarde is voor het toepassen van de verlengde navorderingstermijn. Ook geen toepassing verlengde navorderingstermijn van de ALL: de bepalingen van de artikelen 10 en 10a LvOZB hebben te gelden als ‘lex specialis’ en dienen daarom met voorrang op de algemene regeling te worden toegepast

Samenvatting zaak In deze Curaçaose zaak is het volgende aan de orde (kort samengevat en enigszins geparafraseerd). Belanghebbende heeft op 27 februari 2020 op grond van artikel 10a van de Landsverordening onroerendezaakbelasting (hierna: LOZB) aangifte onroerendezaakbelasting (OZB) over het jaar 2015 gedaan. Op 11 augustus 2020 is ter zake van de onroerende zaak aan belanghebbende een aanslag OZB voor het jaar 2015 opgelegd. Aan belanghebbende is niet eerder een aanslag ...

De OZB is geen tijdvakbelasting maar een tijdstipbelasting, zodat artikel 11 ALL naar het oordeel van het Gerecht geen wettelijke grond biedt om voor de OZB een voorlopige aanslag op te leggen

Samenvatting zaak Belanghebbende heeft een perceel grond in erfpacht, met daarop gebouwd een woning (hierna: de onroerende zaak). Bij het opleggen van de voorlopige aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) 2014 en 2015, met dagtekening van respectievelijk 10 oktober 2014 en 27 mei 2015, is de belastbare waarde van de onroerende zaak vastgesteld op NAf 90.000. Belanghebbende is op 1 juni 2015 (2014) en 9 juni 2015 (2015) tegen de voorlopige aanslagen in ...