Hof oordeelt dat de aan een ‘offshore-vennootschap’ opgelegde aanslagen winstbelasting over 2006 en 2007 te laat zijn vastgesteld en derhalve door het Gerecht terecht zijn vernietigd. Gerecht heeft ook terecht een vergoeding wegens geleden immateriële schade toegekend

Samenvatting zaak In deze Curaçaose zaak is het volgende aan de orde. Belanghebbende is een maatschappij waarop het tot 1 januari 2000 geldende zogenoemde ‘off-shore’ regime van toepassing was, en waarop op grond van artikel VI, lid 10 van de Overgangsregeling 2001 (P.B. 1999, no. 244), voor de in geschil zijnde jaren de bepalingen van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 zoals deze luidde op 31 december 1999 (hierna: LWB ...

Verstrekkende nieuwe ontwikkeling in de rechtspraak van het Hof over gevolgen overschrijding redelijke behandelingstermijn van het geschil. Hoewel de redelijke behandelingstermijn is overschreden verbindt het Hof daaraan nog geen gevolgen omdat het voor het eerst uitspraak doet over de gevolgen van de rechtspraak van het EHRM in belastingzaken. Het Hof zal daar pas gevolgen aan verbinden in procedures waarin op of na 1 oktober 2018 een bezwaarschrift is ingediend

Samenvatting zaak Belanghebbende is een B.V. gevestigd te Curaçao. De Stichting Belasting Accountants Bureau heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld om onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de jaren 2006 tot en met 2008 vast te stellen. De bevindingen van SBAB zijn neergelegd in het controlerapport van 18 mei 2011. De Inspecteur heeft, naar aanleiding van de bevindingen in het controlerapport, met dagtekening 4 november 2011 naheffingsaanslagen ...