Belastingrechter verklaart zich bevoegd om uitspraak te doen in zaak over (afgewezen) verzoeken om ontheffing van grondbelasting wegens minstens 6 achtereenvolgende maanden ongebruikt en onverhuurd zijn gebleven resp. wegens gehele of gedeeltelijke vernieling door een onvoorziene ramp, maar oordeelt dat daarop in casu geen recht bestaat. Voor wat betreft de tariefkwestie van de grondbelasting 2019, 2020 en 2021 wordt verwezen naar de eerdere vergelijkbare zaak en het arrest van de Hoge Raad waarin prejudiciële vragen werden beantwoord. Geen immateriële schadevergoeding: redelijke termijn van berechting weliswaar overschreden, maar wet- en regelgeving in Aruba voorziet niet in de bevoegdheid van de belastingrechter tot het toekennen van een schadevergoeding
Samenvatting zaak In deze Arubaanse zaak is het volgende aan de orde. Belanghebbende is eigenaar van een onroerende zaak. De onroerende zaak betreft twee percelen en een opstal. Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak aanslagen grondbelasting voor de jaren 2019, 2020 en 2021 opgelegd waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. Vervolgens heeft belanghebbende beroepen ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op de bezwaren. Ook heeft belanghebbende ...
Immateriële schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn. Nu met nadrukkelijke instemming door de gemachtigde van belanghebbende in een vergelijkbare zaak is besloten tot aanhouden i.v.m. het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, acht het Gerecht het redelijk om ook in de onderhavige grondbelastingzaak de tijd die is gemoeid met het afwachten van de prejudiciële beslissing buiten beschouwing te laten bij het bepalen van de ‘redelijke termijn’. Ook bij het vaststellen van de hoogte van de proceskostenvergoeding wordt deze zaak met de andere grondbelastingzaken als samenhangend aangemerkt
Samenvatting zaak In deze Arubaanse zaak is inhoudelijk in geschil of de per 1 januari 2019 ingevoerde wettelijke verhoging van het belastingtarief voor de grondbelasting van 0,4% naar 0,6% en het tegelijkertijd laten vervallen van de belastingvrije waarde rechtmatig is, en zo niet wat voor gevolgen dit dan moet hebben voor de opgelegde aanslagen, en, voorts, of de waarde van de onroerende zaak tot een te hoog bedrag is vastgesteld ...
Naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd aan BV die heeft verzocht om te worden aangemerkt als Vrijgestelde Vennootschap. Hangende de beroepsprocedure is geheel aan de bezwaren van de belanghebbende tegemoetgekomen: geen belang meer bij de beroepsprocedure, beroep niet-ontvankelijk maar wel integrale vergoeding van proceskosten en griffierecht
Samenvatting zaak In deze Sint Maartense zaak is het volgende aan de orde. Belanghebbende is opgericht op 21 december 2016 en heeft op 17 januari 2017 verzocht om per 21 december 2016 aangemerkt te worden als Vrijgestelde Vennootschap. Aan belanghebbende wordt evenwel een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2017 opgelegd van NAf 100.000 wegens het niet of niet tijdig indienen van de aangifte. Belanghebbende heeft op 30 september 2020 tegen ...
Inspecteur legt tegen beter weten in aanslagen op, doet vervolgens geen uitspraak op bezwaar en vernietigt de aanslagen één dag voor de zitting. Gerecht acht gang van zaken ernstig onzorgvuldig: integrale vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Ook bezwaarkostenvergoeding
Samenvatting zaak In deze Curaçaose zaak is het volgende aan de orde. Aan belanghebbende zijn op 4 september 2020 aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premies AOV/AWW voor het jaar 2012 opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen op 23 oktober 2020 bezwaar gemaakt en heeft op 9 augustus 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. De zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 25 mei 2022. De Inspecteur ...
Beroep ingetrokken omdat de Inspecteur is tegemoetgekomen aan belanghebbende: redelijke wetstoepassing brengt mee dat ook dan de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt
Samenvatting zaak In deze Curaçaose zaak op het gebied van het belastingprocesrecht is het volgende aan de orde. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van NAf 1.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2016 de naheffingsaanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft op 22 september 2016 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan ...