Hof voorshands in kort geding: Legaliteitsbeginsel verzet zich ertegen dat artikel 10 lid 1 Landsverordening op de invordering van directe belastingen overeenkomstig wordt toegepast op hoofdelijk aansprakelijke bestuurders. Indien daarover al anders dient te worden geoordeeld, moet in elk geval voorshands geoordeeld worden dat de Ontvanger pas bevoegd is een dergelijke vordering in te dienen, nadat hij de bestuurder heeft aangesproken tot betaling, een redelijke termijn heeft gesteld en betaling binnen die termijn is uitgebleven. Curaçaose bepalingen in de heffingsverordeningen inzake bestuurdersaansprakelijkheid niet in strijd met artikel 1 Eerste Protocol EVRM

Samenvatting zaak In deze Curaçaose zaak is onder meer het volgende aan de orde (samengevat en enigszins geparafraseerd). Appellant in deze zaak is bestuurder van een tweetal vennootschappen. De vennootschappen en appellant hadden belastingschulden. Appellant heeft (in privé) vorderingen op de Sociale Verzekeringsbank (SVB). In opdracht van de Ontvanger heeft de deurwaarder dwangschriften uitgevaardigd tegen één van de vennootschappen wegens openstaande belasting- en premieschulden (loonbelasting, omzetbelasting en diverse soorten premies) ...