Na terugwijzing door de Hoge Raad oordeelt het Hof dat de in de fooienbeschikking opgenomen (forfaitaire) waarderingsregeling onverbindend is. Geen sprake geweest van onderzoek naar de gronden van de regeling waarop de Minister heeft kunnen vaststellen dat het percentage van de omzet als grondslag voor de loonheffing zal leiden tot een resultaat dat voldoende verband houdt met de fooien die in casino’s op Sint Maarten werkelijk plegen te worden ontvangen

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) heeft op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in het geding over de Sint Maartense Ministeriële beschikking fooien de zaak dat door de Hoge Raad naar het Hof was teruggewezen. Zie de uitspraak van het Hof van 23 februari 2022 (ECLI:NL:OGHACMB:2022:14). In deze zaak gaat het over de heffing van loonbelasting ...

Hoge Raad wijst zaak over de Ministeriële beschikking fooien terug naar het Hof. Onderzocht moet worden of het forfait voldoende verband houdt met fooien die in casino’s op Sint Maarten werkelijk plegen te worden ontvangen

Samenvatting zaak Gisteren, vrijdag 11 december 2020, heeft de Hoge Raad arrest gewezen (ECLI:NL:HR:2020:1988) in een interessante Sint Maartense zaak over de heffing van loonbelasting en sociale premies over fooien en de toepassing daarbij van de Ministeriële beschikking fooien van 3 augustus 2007 die een regeling bevat waarbij het voor een werknemer in aanmerking te nemen fooienbedrag op een forfaitaire wijze wordt bepaald. De Hoge Raad heeft daarin het geding ...

Fooienforfait volgens A-G niet onverbindend. A-G acht de omzet als forfaitbasis in de Ministeriële beschikking fooien niet onredelijk of onbegrijpelijk

Advocaat-Generaal (A-G) P.J. Wattel heeft op 1 mei 2020 conclusie genomen in een interessante Sint Maartense loonbelasting zaak over de heffing van loonbelasting over fooien (ECLI:NL:PHR:2020:439). De uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie waartegen in casu kennelijk door belanghebbende beroep in cassatie is ingesteld lijkt niet op rechtspraak.nl te zijn gepubliceerd. Wel is onderliggende uitspraak van Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op rechtspraak.nl gepubliceerd (ECLI:NL:OGEAM:2016:81). Overigens merken ...

Pas na ruim 5 weken na datum waarop bekend is geraakt met aanslag en boete bezwaar ingediend. Naar ‘s Hofs oordeel is dit te laat: belanghebbende terecht niet-ontvankelijk geacht

Samenvatting zaak In deze Arubaanse zaak is het volgende aan de orde. Aan belanghebbende zijn voor de onderhavige jaren (2006 en 2007) aangiftebiljetten winstbelasting uitgereikt. Aan belanghebbende is voor alle jaren tweemaal uitstel verleend voor de indiening van de aangiften. Omdat de aangiftebiljetten niet zijn ingediend heeft de Inspecteur aan belanghebbende voor elk jaar een aanmaning gestuurd. Met betrekking tot het jaar 2006 is daarbij aan belanghebbende verzocht om uiterlijk ...

Hof oordeelt dat de door de werknemers ontvangen fooien tot het loon behoren. Bestaan van een instructie om geen loonbelasting meer te heffen over in ministeriële beschikking bedoelde fooien niet aannemelijk gemaakt. Geen pleitbaar standpunt

Samenvatting zaak In deze Sint Maartense loonbelastingzaak, waarin het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: het Hof) op 5 november 2019 uitspraak heeft gedaan op het door belanghebbende ingestelde hoger beroep, komt het Hof tot het oordeel dat de door de werknemers van belanghebende van derden ontvangen fooien behoren tot het loon als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening op de Loonbelasting. Dat er een instructie zou bestaan op grond ...

Bezwaarschrift tijdig nu het is ingediend spoedig nadat belanghebbende bekend is geworden met de aanslag. Belanghebbende slaagt er slechts gedeeltelijk in het vermoeden te ontzenuwen dat hij de aangegeven inkomsten, waarvan hij naderhand stelt dat het onjuist is aangegeven, heeft genoten

Samenvatting zaak Bezwaarschrift is tijdig nu het is ingediend spoedig nadat belanghebbende bekend is geworden met de aanslag. Belanghebbende heeft aangifte gedaan van inkomsten uit andere arbeid en van inkomsten uit onroerende zaken. Naderhand heeft belanghebbende gesteld dat die aangifte onjuist was. Het Gerecht oordeelt dat de aangifte het gerechtvaardigd vermoeden oplevert dat belanghebbende de aangegeven inkomsten heeft genoten. Het ligt op de weg van belanghebbende om dit vermoeden te ...