icb-instituut Geen reacties

Samenvatting zaak

In deze Curaçaose zaak met betrekking tot een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) is het volgende aan de orde.

Belanghebbende heeft in het jaar 2008 twee percelen grond gekocht aan het Spaanse Water. De percelen grond werden gekocht voor in totaal $810.000 (NAf 1.441.800). Eerst in het jaar 2017 is belanghebbende begonnen met de bouw van een woonhuis op voormelde percelen.

Aan belanghebbende is op 30 september 2014 voor het jaar 2014 een voorlopige aanslag OZB opgelegd naar een belastbare waarde van NAf 1.474.200. De Inspecteur heeft de voorlopige aanslag naar aanleiding van de uitspraak van het Gerecht Curaçao van 10 augustus 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:220 – waarin is beslist dat een rechtsgrond voor het opleggen van een voorlopige aanslag voor de OZB ontbreekt – vernietigd. Op 28 december 2018 werd de onderhavige definitieve aanslag OZB opgelegd naar een belastbare waarde van NAf 2.177.000.

In geschil is of de definitieve aanslag OZB naar het juiste bedrag is vastgesteld. In de beroepsfase is de belastbare waarde (voor het tijdvak 2014 tot en met 2018) door de Inspecteur verminderd tot NAf 1.474.200. De aanslagen voor deze jaren zijn verminderd tot NAf 7.745 voor elk jaar. Van de verminderingen zijn schermprints overgelegd.

Kort en zakelijk samengevat wordt het beroep door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) als volgt beoordeeld.

Belastbare waarde

Belanghebbende stelt – samengevat – dat de heffingsgrondslag van de voorlopige aanslag nog steeds geldt en dat de Inspecteur achteraf niet een andere hefffingsgrondslag kan vaststellen. Door een andere belastbare waarde vast te stellen handelt de Inspecteur in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Deze grief heeft geen belang nu de Inspecteur de belastbare waarde heeft verminderd naar NAf 1.474.200. Het Gerecht behandelt deze grieven vervolgens toch en wel als volgt (enigszins geparafraseerd).

Het Gerecht stelt voorop dat met de vernietiging van de voorlopige aanslag 2014 ook de belastbare waarde die daaraan ten grondslag ligt, is komen te vervallen. De belastbare waarde is immers niet bij een afzonderlijke beschikking vastgesteld. De belastbare waarde van de onroerende zaak dient op basis van artikel 5, lid 1 Landsverordening onroerendezaakbelasting (LOZB) in samenhang met artikel 7, lid 3 van de LOZB te worden bepaald naar de werkelijke toestand van die zaak op de waardepeildatum. Dit kan ook achteraf gebeuren (vgl. GEA Bonaire 3 mei 2018, ECLI:NL:OGEABES:2018:5).

Anders dan belanghebbende betoogt, is de Inspecteur niet gebonden aan de belastbare waarde van de voorlopige aanslag. Immers, niet is gebleken dat de Inspecteur met betrekking tot die waarde een weloverwogen standpunt heeft ingenomen (vgl. Hoge Raad 17 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2996).

Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift alsmede in de eerste versie van zijn pleitnotitie een belastbare waarde bepleit overeenkomstig het voorafgaande vijfjarig tijdvak van NAf 1.474.200. Op de zitting heeft hij een belastbare waarde bepleit van NAf 1.441.800. Volgens belanghebbende heeft de Inspecteur bij de berekening van de belastbare waarde terecht de aankoopprijs van de percelen van USD 810.000 aangehouden, doch heeft hij een onjuiste wisselkoers gebruikt van NAf 1.82 in plaats van NAf 1.79. De door de Inspecteur vastgestelde waarde acht het Gerecht eerder te laag dan te hoog. Het Gerecht neemt hierbij in aanmerking dat de Inspecteur de belastbare waarde heeft vastgesteld op basis van de aankoopprijs in 2008 van de (kale) percelen grond. Daarbij heeft hij geen rekening gehouden met het nadien op de percelen opgetrokken woonhuis. Het beroep tegen de reële beslissing op bezwaar is derhalve ongegrond.

 

CFN-artikelnummer 20201127-5

 

BRONDOCUMENT (ECLI:NL:OGEAC:2020:256 – uitspraak Gerecht in eerste aanleg)

BRON: www.rechtspraak.nl

 

LET OP: Dit artikel bevat slechts een korte omschrijving door onze redactie van de essentie van (een deel van) de betreffende uitspraak gevolgd door een (uitgebreide) samenvatting door onze redactie van (een deel van) de betreffende uitspraak. Het bovenstaande artikel bevat derhalve niet de integrale, woordelijke tekst van de betreffende rechterlijke uitspraak! Voor de volledige weergave van de uitspraak verwijzen wij naar de uitspraak zelf. Een weergave daarvan stond op het moment van publicatie van dit artikel gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, op welke versie wij ons hebben gebaseerd. Hoewel wij bij het opstellen van dit artikel zorgvuldigheid hebben betracht, pretenderen de essentie en de samenvatting – mede gezien het karakter daarvan – niet alle (juridische) aspecten, overwegingen, essenties en nuances van de uitspraak, van de daarin beschreven feiten of van het daarin opgenomen gerechtelijk oordeel uitputtend en volledig accuraat weer te geven. De essentie en de samenvatting beogen ook niet een (juridische) opinie te geven over (een deel van) de uitspraak of daaraan een (juridische) interpretatie te geven.

Land/gebiedsdeel: Curaçao
Betreft: Formeel belastingrecht, onroerendezaakbelasting, OZB, voorlopige aanslag OZB, definitieve aanslag OZB, grondslag, waarde, heffingsgrondslag, waarde onroerende zaak, onroerende zaak, Curaçao belastingen, belastingrecht Curaçao, Curaçao belastingrecht, belasting Curaçao, belastingen op Curaçao, Curaçao belastingen, belastingrecht Curaçao, Curaçaos belastingrecht, belastingen op Curaçao, Antillen belastingen, belastingrecht Antillen, Antilliaans belastingrecht, belastingen op de Antillen, Nederlandse Antillen belastingen, belastingrecht Nederlandse Antillen, Nederlands Antilliaans belastingrecht, belastingen op de Nederlandse Antillen,
Verordening/wet: Algemene landsverordening Landsbelastingen: artikel 30, lid 2; artikel 31, lid 1;

Landsverordening onroerendezaakbelasting: artikel 5, lid 1; artikel 7, lid 3;

Landsverordening op het beroep in belastingzaken: artikel 15, lid 1; artikel 15, lid 2;

Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127.

Belastingjaar/-tijdvak: 2014
Datum uitspraak (arrest): 12-11-2020
Instantie en

Zaaknummer:  

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (het Gerecht), zaaknummer(s) BBZ nr. CUR201904473.
Bron en ECLI: www.rechtspraak.nl

ECLI:NL:OGEAC:2020:256 (uitspraak Gerecht in eerste aanleg)