icb-instituut Geen reacties

Samenvatting zaak

In deze Curaçaose zaak met betrekking tot een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) is het volgende aan de orde.

Aan belanghebbende zijn ter zake van een onroerende zaak voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2018 aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB). Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslagen 2014 en 2015 ambtshalve verminderd. Belanghebbende heeft op 27 januari 2020 beroep ingesteld.

In geschil is of de aanslagen OZB naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.

Kort en zakelijk samengevat wordt het beroep door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) als volgt beoordeeld.

Belanghebbende heeft tegen de vastgestelde waarde voor de jaren 2015, 2016 en 2018 beroep ingesteld. Ten tijde van het instellen van beroep was echter door de Inspecteur nog geen uitspraak op bezwaar gedaan. Het beroep inzake deze OZB voor deze jaren is te vroeg gedaan en daarom niet-ontvankelijk. Dit neemt evenwel niet weg dat als in onderhavige procedure voor het jaar 2014 de vastgestelde waarde wordt verminderd, deze verminderde waarde heeft te gelden voor het gehele tijdvak 2014-2018.

De termijn voor indienen van een bezwaarschrift is geregeld in artikel 29, lid 1, ALL. De vervolgvraag is of het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 tijdig is ingediend. In artikel 29, lid 1, ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur. Voornoemde regel lijdt uitzondering als de aanslag de belanghebbende niet heeft bereikt en dit het gevolg is van een fout van belastingdienst, zoals een verkeerde adressering die aan de belastingdienst is te wijten. In dat geval vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst van de aanslag door de belanghebbende.

De aanslag OZB 2014 is gedagtekend op 12 november 2018. Het bezwaarschrift is op 15 augustus 2019 ingediend. Het bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Het bezwaar is daarom niet-ontvankelijk. Het bezwaar is door de Inspecteur niet niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is om deze reden gegrond.

Nu het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 niet ontvankelijk is, komt het Gerecht niet toe aan een inhoudelijk behandeling van de zaak. Dit betekent dat de door de Inspecteur verminderde waarde dient te gelden voor het gehele tijdvak 2014-2018. De Inspecteur dient daarom ook de aanslagen OZB 2016 2017 en 2018 dienovereenkomstig te verminderen.

 

CFN-artikelnummer 20201127-6

 

BRONDOCUMENT (ECLI:NL:OGEAC:2020:251 – uitspraak Gerecht in eerste aanleg)

BRON: www.rechtspraak.nl

 

LET OP: Dit artikel bevat slechts een korte omschrijving door onze redactie van de essentie van (een deel van) de betreffende uitspraak gevolgd door een (uitgebreide) samenvatting door onze redactie van (een deel van) de betreffende uitspraak. Het bovenstaande artikel bevat derhalve niet de integrale, woordelijke tekst van de betreffende rechterlijke uitspraak! Voor de volledige weergave van de uitspraak verwijzen wij naar de uitspraak zelf. Een weergave daarvan stond op het moment van publicatie van dit artikel gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, op welke versie wij ons hebben gebaseerd. Hoewel wij bij het opstellen van dit artikel zorgvuldigheid hebben betracht, pretenderen de essentie en de samenvatting – mede gezien het karakter daarvan – niet alle (juridische) aspecten, overwegingen, essenties en nuances van de uitspraak, van de daarin beschreven feiten of van het daarin opgenomen gerechtelijk oordeel uitputtend en volledig accuraat weer te geven. De essentie en de samenvatting beogen ook niet een (juridische) opinie te geven over (een deel van) de uitspraak of daaraan een (juridische) interpretatie te geven.

Land/gebiedsdeel: Curaçao
Betreft: Onroerendezaakbelasting, OZB, formeel belastingrecht, belastingprocesrecht, onroerende zaak, ten tijde van het instellen van beroep is nog geen uitspraak op bezwaar gedaan, prematuur beroep, beroep prematuur, beroep te vroeg gedaan, te vroeg beroep, ontvankelijkheid beroep, beroep niet-ontvankelijk, niet-ontvankelijkheid, fout van belastingdienst, verkeerde adressering, bezwaartermijn, beroepstermijn, termijnoverschrijding, overschrijding van de bezwaartermijn, verschoonbare termijnoverschrijding, verschoonbaarheid, niet verschoonbare termijnoverschrijding,  bezwaar niet-ontvankelijk, belastbare waarde, waarde onroerende zaak, heffingsgrondslag, grondslag, Curaçao belastingen, belastingrecht Curaçao, Curaçao belastingrecht, belasting Curaçao, belastingen op Curaçao, Curaçao belastingen, belastingrecht Curaçao, Curaçaos belastingrecht, belastingen op Curaçao, Antillen belastingen, belastingrecht Antillen, Antilliaans belastingrecht, belastingen op de Antillen, Nederlandse Antillen belastingen, belastingrecht Nederlandse Antillen, Nederlands Antilliaans belastingrecht, belastingen op de Nederlandse Antillen,
Verordening/wet: Algemene landsverordening Landsbelastingen: artikel 29, lid 1; artikel 31, lid 1.
Belastingjaar/-tijdvak: 2014, 2015, 2016, 2018
Datum uitspraak (arrest): 06-11-2020
Instantie en

Zaaknummer:  

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (het Gerecht), zaaknummer(s) BBZ nrs. CUR202000260 t/m CUR202000262 en CUR202000375.
Bron en ECLI: www.rechtspraak.nl

ECLI:NL:OGEAC:2020:251 (uitspraak Gerecht in eerste aanleg)