icb-instituut Geen reacties

Samenvatting zaak

In deze Curaçaose zaak met betrekking tot een aanslag grondbelasting is het volgende aan de orde.

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2012 en 2013 ter zake van een onroerende zaak aanslagen in de grondbelasting opgelegd. De onroerende zaak betreft een perceel erfpachtsterrein van 392 vierkante meters met daarop gebouwd een complex van winkel- en kantoorruimtes bestemd voor de verhuur. Belanghebbende heeft bezwaar tegen bovengenoemde aanslagen gemaakt, maar de Inspecteur heeft op 23 juli 2019 uitspraken op bezwaar gedaan en belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaren. Belanghebbende heeft op 20 december 2019 beroep ingesteld.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak.

Kort en zakelijk samengevat overweegt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) met betrekking tot ontvankelijkheid van het beroep als volgt.

Het beroepschrift is buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend (artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen). Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.

Belanghebbende stelt dat zij pas op 23 oktober 2019 op de hoogte is gekomen van de uitspraken op bezwaar toen zij deze is gaan ophalen bij het Postkantoor. De uitspraken op bezwaar waren naar haar postbus, ‘Postbus [000]’ verzonden. Als met vertraging is kennisgenomen van een uitspraak op bezwaar, geldt dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (vgl. Gemeenschappelijk Hof 8 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147). Belanghebbende heeft op 20 december 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar waarmee zij pas op 23 oktober 2019 bekend is geworden. Dit is buiten de termijn van twee weken, zodat de beroepstermijn is overschreden. Belanghebbende heeft geen argumenten aangevoerd die aangemerkt kunnen worden als een bijzonder omstandigheid die in dit geval een afwijking van de tweewekentermijn rechtvaardigt.

Het Gerecht verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

 

CFN-artikelnummer 20201127-12

 

BRONDOCUMENT (ECLI:NL:OGEAC:2020:254 – uitspraak Gerecht in eerste aanleg)

BRON: www.rechtspraak.nl

 

LET OP: Dit artikel bevat slechts een korte omschrijving door onze redactie van de essentie van (een deel van) de betreffende uitspraak gevolgd door een (uitgebreide) samenvatting door onze redactie van (een deel van) de betreffende uitspraak. Het bovenstaande artikel bevat derhalve niet de integrale, woordelijke tekst van de betreffende rechterlijke uitspraak! Voor de volledige weergave van de uitspraak verwijzen wij naar de uitspraak zelf. Een weergave daarvan stond op het moment van publicatie van dit artikel gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, op welke versie wij ons hebben gebaseerd. Hoewel wij bij het opstellen van dit artikel zorgvuldigheid hebben betracht, pretenderen de essentie en de samenvatting – mede gezien het karakter daarvan – niet alle (juridische) aspecten, overwegingen, essenties en nuances van de uitspraak, van de daarin beschreven feiten of van het daarin opgenomen gerechtelijk oordeel uitputtend en volledig accuraat weer te geven. De essentie en de samenvatting beogen ook niet een (juridische) opinie te geven over (een deel van) de uitspraak of daaraan een (juridische) interpretatie te geven.

Land/gebiedsdeel: Curaçao
Betreft: formeel belastingrecht, belastingprocesrecht, grondbelasting, GB, onroerende zaak, belastbare waarde van de onroerende zaak, ontvankelijkheid, ontvankelijkheid van het beroep, beroepstermijn, bijzondere omstandigheden, niet-ontvankelijkheid,  overschrijding beroepstermijn, termijnoverschrijding, niet-verschoonbare termijnoverschrijding, Curaçao belastingen, belastingrecht Curaçao, Curaçao belastingrecht, belasting Curaçao, belastingen op Curaçao, Curaçao belastingen, belastingrecht Curaçao, Curaçaos belastingrecht, belastingen op Curaçao, Antillen belastingen, belastingrecht Antillen, Antilliaans belastingrecht, belastingen op de Antillen, Nederlandse Antillen belastingen, belastingrecht Nederlandse Antillen, Nederlands Antilliaans belastingrecht, belastingen op de Nederlandse Antillen,
Verordening/wet: Algemene landsverordening Landsbelastingen: artikel 31, lid 1;

Landsverordening op het beroep in belastingzaken: artikel 5, lid 4.

Belastingjaar/-tijdvak: 2012
Datum uitspraak (arrest): 06-11-2020
Instantie en

Zaaknummer:  

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (het Gerecht), zaaknummer(s) BBZ nrs. CUR201904276 en CUR201904277.
Bron en ECLI: www.rechtspraak.nl

ECLI:NL:OGEAC:2020:254 (uitspraak Gerecht in eerste aanleg)