icb-instituut Geen reacties

Samenvatting zaak

In deze Curaçaose inkomstenbelastingzaak is het volgende aan de orde.

Aan belanghebbende is zijn aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ en BVZ voor het jaar 2017 opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaren gemaakt tegen de aanslagen. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroepen ingesteld. Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan haar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om een proceskostenvergoeding.

Kort en zakelijk samengevat wordt het beroep door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) als volgt beoordeeld.

Ingevolge artikel 7a Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.

In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, nr. CUR201903207, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).

Kosten bezwaarfase

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende niet verzocht om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Kosten beroepsfase

Belanghebbende heeft verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding voor de in de beroepsfase gemaakte kosten van NAf 200. De Inspecteur heeft betoogd dat geen recht bestaat op een kostenvergoeding, omdat belanghebbende in de aangifte onjuiste loonbedragen had vermeld waarbij bovendien ook een verkeerde naam van de inhoudingsplichtigen was vermeld. Pas in de beroepsfase is duidelijkheid daarover verkregen.

Het Gerecht is met de Inspecteur van oordeel dat geen recht bestaat op een proceskostenvergoeding. Wanneer een belanghebbende in beroep geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, bestaat recht op vergoeding van de door hem in beroep gemaakte of te maken kosten, tenzij de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van de belanghebbende (vgl. HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:173; GEA Curaçao 25 mei 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:114). Gelet op hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd inzake de gang van zaken, vloeide de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voort uit de handelwijze van belanghebbende.

Griffierecht

Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

Het Gerecht verklaart het beroep kennelijk gegrond, wijst het verzoek tot vergoeding van proceskosten af, wijst het verzoek tot vergoeding van griffierecht toe en draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

 

CFN-artikelnummer 20201127-9

 

BRONDOCUMENT (ECLI:NL:OGEAC:2020:257 – uitspraak Gerecht in eerste aanleg)

BRON: www.rechtspraak.nl

 

LET OP: Dit artikel bevat slechts een korte omschrijving door onze redactie van de essentie van (een deel van) de betreffende uitspraak gevolgd door een (uitgebreide) samenvatting door onze redactie van (een deel van) de betreffende uitspraak. Het bovenstaande artikel bevat derhalve niet de integrale, woordelijke tekst van de betreffende rechterlijke uitspraak! Voor de volledige weergave van de uitspraak verwijzen wij naar de uitspraak zelf. Een weergave daarvan stond op het moment van publicatie van dit artikel gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, op welke versie wij ons hebben gebaseerd. Hoewel wij bij het opstellen van dit artikel zorgvuldigheid hebben betracht, pretenderen de essentie en de samenvatting – mede gezien het karakter daarvan – niet alle (juridische) aspecten, overwegingen, essenties en nuances van de uitspraak, van de daarin beschreven feiten of van het daarin opgenomen gerechtelijk oordeel uitputtend en volledig accuraat weer te geven. De essentie en de samenvatting beogen ook niet een (juridische) opinie te geven over (een deel van) de uitspraak of daaraan een (juridische) interpretatie te geven.

Land/gebiedsdeel: Curaçao
Betreft: Formeel belastingrecht, belastingprocesrecht, vereenvoudigde afdoening, kennelijk gegrond, inkomstenbelasting, IB, premieheffing AVBZ, AVBZ, premie AVBZ, premieheffing BVZ, BVZ, basisverzekering ziektekosten, sociale premies, sociale premieheffing, proceskostenvergoeding, vergoeding griffierecht, griffierecht, kosten bezwaarfase, bezwaarkostenvergoeding, tegen beter weten in de aanslag opleggen, een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid, te wijten ernstige onzorgvuldigheid, verwijtbare ernstige onzorgvuldigheid, onzorgvuldigheid, onzorgvuldigheid, noodzaak tot het instellen van beroep vloeit uitsluitend voort uit de handelwijze van de belanghebbende, uitsluitend voortvloeiende uit de handelwijze van de belanghebbende, handelwijze van de belanghebbende, onjuiste loonbedragen ingevuld, verrekening loonbelasting, LB, LB-verrekening, inhoudingsplichtige, verkeerde naam van de inhoudingsplichtige, verkeerde naam inhoudingsplichtige,  verkeerde inhoudingsplichtige vermeld, Curaçao belastingen, belastingrecht Curaçao, Curaçao belastingrecht, belasting Curaçao, belastingen op Curaçao, Curaçao belastingen, belastingrecht Curaçao, Curaçaos belastingrecht, belastingen op Curaçao, Antillen belastingen, belastingrecht Antillen, Antilliaans belastingrecht, belastingen op de Antillen, Nederlandse Antillen belastingen, belastingrecht Nederlandse Antillen, Nederlands Antilliaans belastingrecht, belastingen op de Nederlandse Antillen,
Verordening/wet: Landsverordening op het beroep in belastingzaken: artikel 7a; artikel 15, lid 3.
Belastingjaar/-tijdvak: 2017
Datum uitspraak (arrest): 13-11-2020
Instantie en

Zaaknummer:  

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (het Gerecht), zaaknummer(s) BBZ nrs. CUR202000327, CUR202000383 en CUR202000384.
Bron en ECLI: www.rechtspraak.nl

ECLI:NL:OGEAC:2020:257 (uitspraak Gerecht in eerste aanleg)